Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [15]rijke heerst over de [16]armen; en die ontleent, is des leners [17]knecht. 15. Te weten, die den arme wat leent, of enige weldaad bewijst. 16. Te weten, die van de rijke wat geleend, of enige weldaad ontvangen heeft. 17. Dat is, die hem ten dienste staan moet. Hij spreekt eigenlijk niet van hetgeen behoort te geschieden, maar van hetgeen ten meesten dele in de wereld geschiedt.